Jarenlang hebben verschillende partijen waaronder de VVD ervoor gepleit dat werken moet lonen. Het moet niet de bedoeling zijn dat wanneer je werkt, dat je meer verliest dan dat je verdient. Nederland wordt soms zelfs voorgespiegeld als belastingparadijs, waar de belastingen relatief laag zijn en bedrijven, ondernemers en werknemers het overgrote deel van hun eigen omzet in de eigen zak kunnen steken. Toch is het idee van het belastingparadijs niets meer dan een fictie.
Loont het werken?
De hierboven gestelde vraag lijkt vanzelfsprekend. Mensen werken om zichzelf te voorzien in hun eigen levensbehoeften. Meerdere politieke partijen vinden dat het werken moet lonen. In de praktijk blijkt dit streven niet te realiseren. Tijdens de Algemene Beschouwingen werd de Haagse politiek geconfronteerd met de werkelijkheid dat voor sommige werkenden het werken niet loont. Sterker nog het blijkt dat mensen die meer verdienen er netto op achteruit gaan. Wat is hier de oorzaak van?
Het is geen onbekend verhaal dat wanneer mensen meer verdienen dat zij meer belasting betalen. Mensen met een lager inkomen worden door de overheid ondersteund door middel van verschillende toeslagen, waaronder de huurtoeslag, zorgtoeslag, kindertoeslag. Wanneer je meer werkt betaal je niet alleen meer belasting, maar heb je ook minder recht op toeslagen.
Wat is hier het gevolg van? Het betekent dat mensen die meer verdienen uiteindelijk netto minder over kunnen houden. Het is alsof het Mattheüs effect op zijn kop is gezet. Het Mattheüs effect wil zeggen dat de mensen die succesvol zijn van verschillende effecten van regelingen kunnen profiteren om hun succes te behouden dan mensen in lagere inkomensgroepen. In de praktijk is het precies het tegenovergestelde. Hoe harder je werkt en hoe succesvoller je bent, hoe meer van jou wordt afgenomen. De minderbedeelden genieten daarentegen verschillende toeslagen. Dit werkt demotiverend en dus besluiten mensen om minder te werken. Echter, deze toeslagen raken hierdoor ook de minderbedeelden, want de overheidsinterventie zorgt er ook voor dat mensen die al in een lager inkomen zitten in het vangnet blijven omdat zij hierdoor meer verdienen dan wanneer zij harder zouden werken. De slogan ‘werk moet lonen’ kan beter worden veranderd in ‘minder werken loont’.
De overheid heeft zichzelf het recht toegeëigend om de mensen die door meer en harder te werken meer verdienen hoger te belasten (progressieve belastingen). Minderbedeelden worden daarentegen ondersteund, zogenaamd om het algemeen belang te dienen, maar dit is klem gelopen. De oplossing? Het probleem ligt bij de overheid, maar in plaats van dat politici vinden dat de overheid een stap terug moet doen om ervoor te zorgen dat de burgers meer geld in hun zak houden, is het etatisme volgens hen de juiste richting. Als het op Omtzigt aankomt – om een voorbeeld te noemen – moet de afbouwdrempel van het kindgebonden budget verhoogd worden. Hij vraagt zich niet af of het probleem ook te maken heeft met de hoge belastingen en het grote overheidsapparaat. Niet minder overheid, maar meer overheid …?
Het agorisme als de markt waar het werken loont
Werken loont pas echt wanneer mensen vrijwillig tot overeenstemming kunnen komen om samen te werken, waarbij beide partijen in ieders voordeel werkt, wetende dat zij het recht hebben op zelfbeschikking en ook elders een betere optie kunnen vinden. De vraag is hoe je dit voor elkaar krijgt zonder dat de overheid erbij betrokken is. Is de politiek de oplossing? Het is bijna vanzelfsprekend dat dit niet het geval is, omdat de overheid juist het instrument van politici is om hun eigen zin te krijgen. Weinig tot geen politici zijn van mening dat de taken van de overheid gedelegeerd kunnen worden aan private actoren. Zoiets zou natuurlijk hun monopolie omverwerpen.
Niet alleen zou er sprake moeten zijn van een scheiding tussen geld en staat, maar ook tussen de staat en de arbeidsmarkt. Het agorisme, een niet-politieke libertaire stroming, streeft naar een vrije samenleving waarin mensen op basis van vrijwillige instemming diensten en producten kunnen uitwisselen. Hierbij zien agoristen de overheid niet als een legitiem instrument om deze samenleving na te streven. In plaats daarvan begeven zij zich op de grijze en zwarte markten om actief de overheid te ontduiken (counter-economics). Een duidelijk fenomeen van het agorisme is zichtbaar in mensen die bewust minder gaan werken, omdat hun verdiensten van hen meer worden ontnomen naarmate zij meer zouden gaan werken. Dit mechanisme, de omgekeerde progressie, is door de overheid zelf in gang gezet.
Een ander voorbeeld is dat mensen naast hun vaste werk ook nog zwart werken of hun geld wegsluizen naar crypto om hierdoor belasting en “premies” te ontwijken.
Thuisonderwijs is een ander agoristisch voorbeeld, omdat kinderen niet in dezelfde mate blootgesteld hoeven te worden aan curriculae die worden gedicteerd door de overheid.
Op deze agora – de zwarte en grijze markten – kunnen mensen zonder overheidsbemoeienis zelf werk zoeken of werkers vinden die goede diensten kunnen leveren zonder dat er een overheid “regulerend”, “besturend”, “vergunningverlenend” en – waar het altijd om gaat – belastingontvangend tussen zit.