Pieter Omtzigt begint zijn eigen partij “Nieuw Sociaal Contract”. Het boek erbij had hij al geschreven, en hij oordeelt dat de tijd rijp is om de ideeën die erin verwoord zijn om te gaan zetten. Omtzigt heeft echter een geheel ander idee bij de term “sociaal contract” dan het libertarisme. Dat is enorm jammer, want je kunt het eens of oneens zijn met Omtzigt, de man heeft stijl en karakter. Waar en waarom lopen we principieel dan zo uit elkaar?
Wat is een “sociaal contract”?
De oorsprong van het begrip “sociaal contract” zoals dat in de sociaal-democratie werkt vinden we bij Jean-Jaques Rousseau. Een moeilijk man, een querulant en ruziemaker, die zijn vijf kinderen tegen de wil van de moeder achter elkaar in de bak van het vondelingenhuis legde. Hij maakte zich met zijn geschriften zowel in Frankrijk als in Zwitserland onmogelijk. Zijn “Emile ou l’éducateur” (1762) werd zelfs verboden door de Staten van Holland. Dat boek geldt nu echter als een van de grondslagen voor het huidige staats-schoolsysteem. Hij was een echte “connard”, die zich zonodig met de opvoeding van andermans kinderen moest bemoeien en aan de eigen kinderen geen boodschap had. Zo, dat is eruit, deel van de framing. Niet echt eerlijk, maar wat denkt een Libertariër als die leest dat hij in zijn “Discours sur l’origine et les fondemens de l’inégalité parmi les hommes” (1755) de conclusie trekt dat de oorsprong van ongelijkheid tussen de mensen ligt in het privé-eigendom?
Hoe dan ook, kijken we naar zijn ideeën, dan zien we dat die geïnspireerd werden door de feodale wantoestanden in zijn tijd. Ook Thomas Hobbes en John Locke hebben in de eeuw van de verlichting over het “sociaal contract” geschreven. Het werd als een impliciete overeenkomst opgevat, niet als een geschreven document. Er werd in die tijd nog onderscheid gemaakt tussen twee delen van dat contract: “(…) de pactum unionis en de pactum subjectionis. Bij het eerste wordt er een horizontaal sociaal contract gesloten tussen burgers, waarbij men elkaars vrijheid erkent alsook de begrenzing ervan. Bij het tweede “pact” onderwerpen de burgers zich aan het absolute staatsgezag, en staan ze hun vrijheid of een gedeelte daarvan af” (dit is een citaat uit Wikipedia). Ook in die tijd hadden zelfs de grootste filosofen het benepen idee dat een menselijke samenleving niet zonder een heersende overheid kon. Of dat nu God, bij monde van een kerk, een koning (bij de gratie Gods) of – en dat was nieuw – “volk en vaderland”.
Is voor een sociaal contract altijd een overheid nodig?
Vanuit Libertair perspectief kun je daar een ontkennend antwoord op geven. Libertariërs zijn met klem voorstander van vrijwillige samenwerking op basis van een expliciet aangegane afspraak, een “pactum unionis” en mordicus tégen een contract waarin de burger impliciet (niet uitdrukkelijk vastgelegd) als onderdaan wordt beschouwd van een “hogere” instantie. Libertariërs zien geen enkele morele rechtvaardiging voor afgedwongen overheersing van of door een ander, door een groep, een volk, een vaderland of door een of andere hogere entiteit. Noem dit anarchisme als je wilt, maar ik zou dat eerder vertrouwen in jezelf en vermogen om te organiseren en met anderen samen te werken willen noemen. Pieter Omtzigt echter leeft met een denkwereld waarin het “sociaal contract” het stelsel van afspraken is tussen de “burgers” en de “rechtsstaat”. En daar zit het probleem: zo een sociaal contract van een heel “volk” met een “overheid” zou helemaal niet mogen bestaan, tenminste, niet voor allen die zich niet tot onderdaan willen laten maken, niet voor Libertariërs dus.
Wybren van Haga had het onlangs in gesprek met Yernaz Ramautarsing nog over een “socialistisch contract”. Robert Valentine ging er in zijn podcast “Nieuw Sociaal Gelul” samen met Boris van de Ven ook stevig tegenaan en in de podcast “de Nieuwe B.V. Nederland” van afgelopen donderdag doet Paul Buitink het nog eens over en refereert zelfs nog even aan de historische wortels van het begrip “sociaal contract”.
Een Libertarisch Sociaal Contract?
Vanuit libertarische en klassiek-liberale hoek is er dus behoorlijk wat kritiek. Maar wat is het libertarisch antwoord?
Een uitwerking van een o zo simpele, want principiële intermenselijke “horizontale” overeenkomst vind je in “Het Libertarische Sociaal Contract” van 26 juli 2022. De bijbehorende toelichtingen vind je in het gelijknamige boek. Hoe enorm gekunsteld komen in vergelijking daarmee de overheidsgrondwetten met hun bibliotheken van wetboeken, jurisprudentie, regeltjes, en bepalingen over. Maak het LSC maar liever niet belachelijk. Een Nieuw Verbond berust op principes: op het principe van zelfbestemming en het non-agressieprincipe. Het is de verklaring dat je je daaraan wilt houden. Niet meer, niet minder. En van daaruit kun je je samenleving bouwen. Er is geen overheid voor nodig. Met de formulering van een vrijwillig, intermenselijk, werkelijk “sociaal” contract lopen Libertariërs behoorlijk voorop in de politieke ontwikkeling.
Een samenlevingscontract dat geen rol geeft aan een of andere overheid is even wennen. Voor sommige mensen is dat nog een brug te ver; te zeer is het idee geïnternaliseerd – en op school geïndoctrineerd – dat de overheid toch wel ergens goed voor zou moeten zijn. Voor weer heel veel anderen is het Libertarische Sociaal Contract een directe bedreiging voor hun privileges. Dat zijn de vertegenwoordigers van de overheid; lees: jouw bazen of, nog veel erger, de zetbazen van “het volk en vaderland” die je uitbuiten.
Het “oude sociaal contract”
Op Twitter/X werd de rake opmerking geuit dat mensen die graag over de noodzaak van een “nieuw sociaal contract” spreken, of dat nu Pieter Omtzigt is of Klaus Schwab, eens goed moesten nadenken wat er eigenlijk mis was met dat oude sociaal contract.
Libertariërs stellen, dat het “oude sociaal contract”, een “pactum subjectionis” is. De ideeën over het “sociaal contract” werden gretig geabsorbeerd door “verlichte” heersers, of dat nu Louis XVI was, Robespierre, Napoleon Bonaparte, V.I. Lenin, Roosevelt, Van Haarsma Buma, Mark Rutte of Ursula van de EU. Gemeenschappelijk is, dat ze allemaal in de pactum subjectionis hebben geloofd. Ze voelden allemaal een behoefte aan autoriteit, die rechten “verleent” en plichten afdwingt voor “hun” burgers. “Gelegaliseerd” door een holle frase als “de democratische rechtsstaat” of door wollige en onduidelijke “normen en waarden” die ze zelf niet eens duidelijk kunnen formuleren.
Het etatisme (het geloof in de staat) heeft het “pactum subjectionis” altijd de voorkeur gegeven. Gretig heeft het gebruik gemaakt van ideeën over de ondeelbaarheid van het publieke belang. De tijdgeest van de zich transformerende maatschappij liet Rousseau erin geloven dat het individueel belang fundamenteel tegengesteld zou zijn aan het publieke belang. Bedenk wel dat Rousseau te maken had met een samenleving waarin de adel en de geestelijkheid nog steeds alles te zeggen hadden over de “burgerij” en daar misbruik van maakten. Maar door de reformatie – concurrentie tussen religies – liep de invloed van de geestelijkheid terug. Een zich ontwikkelende klasse van welvarende industriëlen concurreerde met de parasitaire aristocratie om de productiviteit van de “gewone” bevolking. Er was verandering op til. Het idee van Rousseau, dat het publieke belang te allen tijde voorrang heeft boven het “particuliere” belang leidde uiteindelijk tot de Guillotine: de hygiënische onthoofding van hen die zich verheven hadden boven het gewone volk. Het leidde tot de Goelag en de killing fields. Tot de heropvoedingskampen in China en tot de recentelijk juridisch afgedwongen heropvoeding/brainwash van Jordan Peterson. Het communisme en fascisme steekt dankzij de “sociaal contract” – doctrine vandaag de kop weer op.
Nog breder: globalisten willen óók een “nieuw sociaal contract”.
Enkele libertarische stemmen:
“Coronamaatregelen waren een teken des tijds waarin de overheden de individuele rechten als zelden tevoren opofferden voor het collectief. Dit gaat door de SDG’s, het WEF, de NGO’s en overheden nog vaker gebeuren. Om de SDG’s te realiseren moet er zo diep worden ingegrepen dat er ook vanuit deze organisaties de roep ontstaat voor een “nieuw sociaal contract”. Waarbij de burger in nog sterkere mate wordt onderworpen aan het collectieve belang. “
“Er wordt aangenomen dat “we” dit hebben afgesproken, omdat “we” het volk zijn (lees democratische legitimiteit) en daarom heeft iedereen zich eraan te houden. “Contract” impliceert een mate van vrijwilligheid. Maar niemand is ooit gekend in dit contract. Dan is er de semantische truc: maak er een sociaal contract van. Wat onder dit sociaal contract zou worden verstaan is onbekend en verandert bovendien, en ontbindende voorwaarden zijn al helemaal uit den boze. Zou men dit niet een soort eigendomsbewijs van een slaaf kunnen noemen? Je valt eronder voor je geboorte en je kunt er nooit onderuit.”
Internationaal zijn er sterke krachten aan het werk die willen bereiken dat het begrip “sociaal contract” een grotere acceptatie krijgt, en uiteindelijk in een wettelijke vorm gegoten wordt zodat rechtssystemen eraan kunnen refereren. Dit is een puur collectivistische, zo niet neocommunistische ontwikkeling, met als doel mensen tot eigendom van “staten” te maken. In dit perspectief moeten we er dus heel goed voor oppassen dat het begrip “sociaal contract” niet als iets vanzelfsprekends gezien wordt.
Kan Omtzigt’s NSC de overheid nog redden?
Voorlopig misschien nog wel. Afhankelijk hoeveel succes hij heeft in het doorvoeren van enkele van de meest dringende reformaties zal de bevolking gemiddeld misschien weer wat meer gaan geloven in de goed(ertieren)heid van de overheid. Inmiddels groeit er echter een generatie op die geheel anders, kritischer én onverschilliger, tegen de overheid aankijkt. Van de schrijver dezes mag Omtzigt het proberen, mits hij en al zijn kompanen van de politieke macht het aan Libertariërs toestaan dat zij een andere weg inslaan. Libertariërs willen een “opt-out” uit de belastingstaat. En dat is de “proof of the pudding”. Dat zal voor Omtzigt, als vertegenwoordiger van het “oude” systeem, een brug te ver zijn. Hij zal het niet graag als dwang zien, maar zal ons aan “verantwoordelijkheid nemen” en aan onze “maatschappelijke plichten” willen herinneren. Begrippen, die rechtstreeks uit de patriarchale regentenmaatschappij komen.
Wellicht willen minarchistische libertariërs nog wel meebetalen aan overheidsfuncties als defensie, justitie en politie, maar dan houdt het op. Wegen, drinkwater, energie, dat vergoeden libertariërs slechts naarmate ze het ge- en verbruiken. Onderwijs, zorg, gezondheid, welvaart, woningen: daar willen Libertariërs – in concurrentie – zelf voor (kunnen) zorgen.
Omtzigts goede bedoelingen heeft hij in de Thorbeckelezing van 14 april jl. duidelijk uiteengezet. Maar toch beoogt het “Nieuw Sociaal Contract” een facelift van een oud systeem. Een oude heer die nog eens hip wil zijn. Het concurreert nu tegen een jongere en frissere kijk op de samenleving. Hij mag het proberen, ik ga door op míjn eigen weg. Dan maar zonder toestemming van het volk. Stemlp.nl.