Ieder individu heeft het natuurrecht op vrijheid van meningsuiting. Dit fundament van vrijheid, niet in de laatste plaats ook door libertariërs omarmd, staat in ons land steeds meer onder druk, onder andere omdat stemmen opgaan dat de politiek “desinformatie en nepnieuws” zou moeten verbieden c.q. strafbaar stellen. Vooralsnog staat zo’n verbod niet in de planning. [1]
Mediamonitor 2018 [2] van het Commissariaat voor de Media stelt dat slechts 30% van de Nederlanders zich zorgen maakt over nepnieuws op internet. Daarmee staat Nederland op de laagste plaats van 37 onderzochte landen. In het rapport staat verder dat de meerderheid van de Nederlanders vindt dat nepnieuws gemakkelijker te herkennen moet zijn. Ongeveer driekwart van de Nederlanders vindt het de verantwoordelijkheid van technologie- en mediabedrijven, zoals Twitter, LinkedIn en Google, om ervoor te zorgen dat nepnieuws makkelijker te herkennen is. Verder vindt twee derde van de Nederlanders dat de overheid de taak heeft desinformatie en nepnieuws tegen te gaan. Een merkwaardig en voor libertariërs gevaarlijk resultaat. Want waar is de eigen verantwoordelijkheid gebleven?
Ook de Europese Commissie laat zich niet onbetuigd: “Desinformatie is een probleem dat zich steeds verder ontwikkelt en democratische processen en maatschappelijke debatten makkelijk negatief kan beïnvloeden. De steeds negatievere gevolgen voor de samenleving in alle EU-landen vereisen een gecoördineerde, gezamenlijke en duurzame aanpak om het probleem tegen te gaan.”[3] Volgens de Commissie vindt 83% van de Europeanen desinformatie een bedreiging van de democratie. 73% van de internetgebruikers is bezorgd over online-desinformatie in verkiezingstijd. Inmiddels heeft de Commissie afspraken gemaakt met grote technologiebedrijven, bijvoorbeeld met Facebook, Google, Twitter en Mozilla.
Voor de vrijheid van meningsuiting is deze ontwikkeling gevaarlijk. Uitspraken van onder andere Atje Kuiken (PvdA) en voormalig minister van VWS, Hugo de Jonge (CDA), om verspreiden van desinformatie en nepnieuws strafbaar te stellen zijn een veeg teken aan de wand. De uitspraken van voornoemde politici zijn gedaan in de context van de coronamaatregelen, waarbij tegengeluiden het narratief van de overheid ondermijnen. Dat is deze politici kennelijk niet welgevallig. Klaarblijkelijk beschouwen ze de overheid als een partij die onfeilbaar is in zijn informatieverspreiding, ook al is dat op zijn zachtst geen onomstotelijk feit. Zelfs als dat zo zou zijn, is er nog geen reden om desinformatie strafbaar te stellen. Het begrip is vrijheid van meningsuiting, niet vrijheid van feitenuiting.
Hoewel een verbod op het eerste gezicht zijn merites lijkt te hebben – de terminologie suggereert dat de informatie met misleidende bedoelingen wordt gedistribueerd –, roept dat onmiddellijk de vraag op: wat is desinformatie c.q. nepnieuws dan? En wie bepaalt of bepaalde informatie daaronder valt? Desinformatie moet niet worden verward met misinformatie: dat is foutieve informatie die niet bewust is geventileerd, maar niet geverifieerd is en klaarblijkelijk op onjuiste feiten berust. zonder de intentie van de zender om zijn toehoorders op het verkeerde been te zetten. Slordig, maar niet met kwaadaardige bedoelingen. Maar wat als misinformatie en desinformatie onder één noemer worden geschaard?
Andere meningen zijn traditioneel kennisverdiepend en hebben een plaats in de wetenschap die niet meer is weg te denken om tot genuanceerde kennisontwikkeling te komen. Een verbod op “desinformatie” dat ook misinformatie bevat zal kennisontwikkeling afremmen. Want hoe kun je ideeën, modellen of onderzoeksresultaten ter discussie stellen, als ze niet mogen worden geventileerd? Zou je andere onderzoekers niet meer mogen uitdagen door these en antithese? Voor verbieden van desinformatie in de context van informatie die tegen de informatie van de overheid indruist is een woord: censuur. En dat is een van de kenmerken van een totalitaire staat en uiterst zorgelijk.
Door desinformatie en nepnieuws expliciet te verbieden wordt de volledige verantwoordelijkheid bij de zender gelegd. Nu is het wel zo dat zorgvuldigheid van de zender mag worden verwacht, zeker als hij beweringen doet die mogelijk verregaande consequenties kunnen hebben. Het is ook duidelijk de verantwoordelijkheid van de zender om feiten te checken (of de bron te vermelden) en te scheiden van opinie. Het komt helaas te vaak voor dat een mening als feit wordt gepresenteerd.
Er is duidelijk ook een verantwoordelijkheid voor de ontvangers. Die horen niet alles voor zoete koek te slikken. Helaas gebeurt het maar al te vaak dat mensen voetstoots informatie aannemen voor waar, zeker als het van gevestigde bronnen komt of van een expert. Ontvangers hebben een eigen verantwoordelijkheid en dienen kritisch te zijn op voorgeschotelde informatie. Kritische vragen zijn bijvoorbeeld: (1) Is de bewering logisch en onderbouwd? (2) Wie doet de bewering (bron)? Heeft de zender een consistent trackrecord (zijn er geen eerdere publicaties geweest waarin de zender een tegengesteld standpunt innam? Wat is zijn of haar politieke kleur? (3) Is de informatie actueel? (4) Hoe zit het met timing? Waarom is de informatie op dat moment gepresenteerd? (5) Is de informatie volledig? Is er misschien informatie weggelaten die de informatie in een ander licht zou kunnen plaatsen of een andere nuance of betekenis geven?
Dergelijke vragen zijn een lakmoesproef om bepaalde informatie op waarde en waarheid te schatten. Of dat aan de overheid moet worden overgelaten, lijkt me onnodig en levensgevaarlijk, want de overheid is zelf geregeld schuldig aan verspreiden van gemanipuleerde informatie. En dan speelt er nog een ander aspect: wie bewaakt de bewaker?
[1] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/desinformatie-nepnieuws/aanpak-desinformatie-en-nepnieuws[2]https://www.mediamonitor.nl/nieuws/nederlanders-hebben-weinig-zorgen-over-nepnieuws/[3]https://eeas.europa.eu/sites/default/files/disinformation_factsheet_nl.pdf