Er is onduidelijkheid over wat een “extraparlementair kabinet” is, en hoe dat zou functioneren. Ik ben nog geen columnist, geen journalist of podcast tegengekomen die dit kan beschrijven. De huidige informateur, meneer Kim Putters, weet het ook niet en vraagt raad bij de “experts formatie” Tjeenk Willink en Thom de Graaf. Geen vrouwen, geen minderheden, een gedoetje van oude witte mannen, dacht ik even zo maar. Wellicht dat de oude ervaren mannen moeten opdraven om te vertellen of – en hoe – je “staatsrechtelijk” zoiets kunt uithalen?
Het idee komt van Pieter Omtzigt. Het feit, dat hij zich (even) uit de formatie terugtrok duidt erop, dat hij deze vorm van regeren graag wil doordrukken.
Wat is een extraparlementair kabinet?
Stel je voor, dat je een regering hebt, die bestaat uit mensen (ministers, staatssecretarissen) waarvan het grootste deel van de partijen vinden dat ermee te praten valt, dat ze compromisbereid zijn en bereid zijn om de wil van een parlementsmeerderheid uit te voeren, ook al gaat dat tegen hun eigen persoonlijke politieke voorkeur in. Ervaren mensen met kennis van de zaken waarover ze verantwoordelijkheid uitoefenen. Geen al te grote club, zodat ze wat gemakkelijker samen consensus kunnen bereiken.
Wezenlijk voor zo’n regering is, dat ze er in de eerste plaats is om besluiten uit te voeren, en niet te veel zelf besluiten of zelfs buiten het parlement om regels opzetten en internationale verdragen gaan ondertekenen. Een “regeerakkoord”, een “goed doortimmerd afsprakenpapier” waarop de regering van de Kamermeerderheid vrij spel krijgt is dan niet nodig. De plaats waer de meningsverschillen aan het licht komen is het parlement.
De rol van het parlement, de volksvertegenwoordiging in het vinden van overeenstemming voor besluiten wordt in zo’n systeem veel belangrijker. En dat is precies wat Pieter Omtzigt wil. Het is een systeem van wisselende meerderheden, afhankelijk van het onderwerp. De huidige krachtsverhoudingen in de Eerste en Tweede Kamers maken dit model tot een optie. Onbekend is hoe lang zoiets het zal uithouden.
Het Zwitserse model
Zwitserland heeft een flink gedecentraliseerde bestuursstructuur, en de hier aangehaalde parallel heeft vooral betrekking op de regering op nationaal niveau. De Bundesrat bestaat uit 7 ministers en de raadgevende Bundeskanzler.
Daarnaast heeft elk kanton zijn eigen parlement en zijn eigen kantonsregering, net zoals elke gemeente een eigen gemeenteraad en executieve “college van B&W” heeft.
In wezen hebben we dat in Nederland ook. Het verschil zit erin, dat het domein van de nationale besluitvorming in Nederland alles omvat, terwijl in Zwitserland de verantwoordelijkheden voor bijvoorbeeld onderwijs, binnenlandse orde en veiligheid en (medische) zorg vooral bij de kantons liggen. Het onderwijs is gelaagd: basisscholen zijn gemeentelijk georganiseerd, middelbare scholen per “Bezirk” of Kanton, en de “nationale” scholen beperken zich tot enkele “Eidgenössische” scholen, zoals bijvoorbeeld de twee technische hogescholen ETHZ en EPFL, en de nationale sporthogeschool in Magglingen.
Een belangrijke stabiliserende factor is een gelaagd systeem van laagdrempelige referendamogelijkheden, waarin sommige thema’s aan de stemmen van de burgers dwingend moeten worden voorgelegd, en andere door groeperingen die genoeg handtekeningen kunnen verzamelen, kunnen worden afgedwongen. Deze mogelijkheid heeft een matigende invloed op de manier waarop voorstellen voor nieuwe wetten en maatregelen tot stand komen. Polariserende thema’s worden in de maatschappij heftig bediscussieerd, en er is, misschien wel juist daardoor – nog steeds een veelkleurig medialandschap.
Ontwikkeling van de democratie
Als het aan Pieter Omtzigt ligt, is er een kans dat Nederland deze kant uitgaat. Maar er zijn nog steeds grote verschillen met Zwitserland, en dat heeft ook te maken met de positie van het koningshuis. De Nederlandse bestuurscultuur is gegrondvest op een autoritair, patriarchaal monarchistisch systeem, dat voortdurend door vervolksing gemodereerd werd. De vraag is of die erfenis genoeg afgeschud kan worden; bijvoorbeeld of de koning – en met hem de commissarissen van de koning en de burgemeesters – genoegen zal nemen met een slechts raadgevende positie (“Bundeskanzler”), en of daar grondwetswijzigingen voor nodig zullen zijn. Mogelijk dat meubelstukken als Tjeenk Willink en De Graaf daarom uit de kast worden gehaald. Ook kennen we in Nederland geen functionerend referendumsstelsel, waardoor er nog steeds veel te veel macht geconcentreerd zit bij een handevol gekozen “volks”vertegenwoordigers, de “elite”. Dat heeft ook een plek op het verlanglijstje van Pieter Omtzigt. Ook is er een ombuiging naar decentralisatie nodig: iets waar velen al jaren naar streven, maar in de praktijk juist andersom gegaan is. Gemeentes zijn instrumenten geworden voor de uitvoering van nationaal en supranationaal beleid, provincies zwabberen ergens ertussenin, maar hebben nauwelijks profiel.
Is dit in lijn met Libertaire doelstellingen?
Decentrale machtsstructuren zitten in het DNA van elke Libertariër en de Libertaire Partij. Van het invoeren van referenda, volksraadplegingen, op elk bestuurlijk niveau is de LP een voorstander. Waar we moeite mee hebben is het feit dat elke vorm van democratie nog steeds het recht van de sterkste betekent, en dus vinden we elke beperking van de “macht” enorm belangrijk. De manier om dat te bereiken is concurrentie. Voor elke “overheidstaak”.
”(Dave Chappelle). We zien dit gebeuren bij boeren en vissers. Ze lopen amok. Dit kan in een vrije samenleving niet gebeuren. Om zulk bestuurlijk machtsmisbruik te voorkomen zullen in een Libertarische samenleving de machten zoveel mogelijk versnipperd zijn: geen concentratie en zoveel mogelijk decentraal. De zogenaamde negatieve grondrechten (natuurrechten) zijn voor ons onvervreemdbaar. Er is geen recht van God weet wat voor soort regering om deze buiten werking te stellen. Er zal dus altijd een individueel recht op bestaan. Voor zover bestaande machtsstructuren dit recht niet erkennen, zullen er altijd individuen bestaan die zich uit eigen beweging aan regels van de meerderheid gaan onttrekken. Tegen schending van natuurrechten is gewapende zelfverdediging en opstand moreel te verantwoorden. Wil je een samenleving duurzaam vreedzaam houden, dan kom je er niet onderuit om dat recht aan elk mens toe te staan. En hoe revolutionair dit ook klinken mag: het internationaal recht erkent dit alles slechts op het niveau van “volkeren”. Libertariërs zijn van mening dat het kleinste “volk” ook uit slechts één persoon kan bestaan.
Het recht op opting-out
Daarom vragen Libertariërs om de erkenning van het individuele recht op opting-out uit democratische besluitvorming. Tegelijkertijd verplichten we ons zelf om aan anderen geen schade toe te brengen en als het per ongeluk zou gebeuren, deze te compenseren.
Ook wanneer democratische besluitvorming geen grondrechten schaadt, is toekenning van het recht op opting-out voor Libertariërs belangrijk, want we willen een samenleving zonder dwang, een voluntaristische samenleving, waarin elk veld gerund wordt door mensen die zich vrijwillig aaneensluiten voor een gezamenlijke onderneming.
In zo’n samenleving mag je mensen uitsluiten die niet meedoen aan je gemeenschappelijke voorziening. Bijvoorbeeld: je kunt mensen niet dwingen om aan een gemeenschappelijke drinkwatervoorziening bij te dragen, maar je mag die personen niet verbieden om hun eigen drinkwaterverzorging te scheppen en te gebruiken. Mensen die samen een brug bouwen kunnen degenen die er niet aan meebetalen de (gratis) passage weigeren. Blijf maar aan jouw kant, of betaal maar tol, of ga maar zwemmen of gebruik een veerbootje of bouw maar een andere brug. Redelijk, toch?
Aan de andere kant zullen die, die meedoen, ook het profijt kunnen trekken uit de gemeenschappelijke voorziening: ze bouwen een positief recht op.
Wanneer je die uitgangspunten in de gaten houdt, dan kun je een hoop gedaan krijgen zonder dat je een overheid nodig hebt. O-ZO! Ondernemen Zonder Overheid.