In Juni 2021 stuurde mevrouw Ollongren een notitie aan de Tweede Kamer, waarin stond dat de bouw van honderdduizenden woningen in het geding komt als het Rijk (sic!) niet bijspringt met 20 miljard Euro aan investeringen. Het gaat om 14 woningbouwlocaties, vooral binnen de grote steden. Tot 2040 gaat het om 440’000 woningen. Daarbovenop zou er nog voor zo’n 33 miljard aan publieke investeringen moeten komen. “Eerder bleek dat provincies en gemeenten ongeveer 13,7 miljard euro tekortkomen om de volgende jaren voldoende te bouwen”. Dat cijfer gaat terug op een Rapportage van adviesbureau Rebel (!) en heeft betrekking op de “zogenaamde publieke onrendabele top en infrastructuur in Nederland“.
Woningnood
Woningnood is altijd wel een voorwendsel voor overheidsingrijpen. Ondernemers zouden uit de misère profijt kunnen trekken en dat hoort niet, dus gaat de overheid zich ermee bemoeien. Vervolgens helpt dit vooral subsidieslikkende organen en semi-publieke “investeerders” om hun eigen oplossingen aan te dragen, die vooral in politieke agenda’s passen, maar waarvan je je kunt afvragen of de bewoners er erg blij mee zijn. Geen wonder dat de (lobby-)Vereniging van Nederlandse Gemeenten pleit: “Continueer de financieringsimpuls vanuit rijk voor de woningbouwopgave“. Oftewel: blijf ons alsjeblieft geld geven.
Die woningbouwopgave kreeg een klap toen het dezelfde overheid was die in 2019 vanwege een verscherpte norm over verontreiniging met PFAS plotseling duizenden woningbouwprojecten stillegde. Het uitbannen van de uitstoot van PFAS is een begrijpbaar doel, maar het lukt de overheid niet om in het spanningsveld tussen schijnbaar tegengestelde belangen een constructieve arbitrage te bewerkstelligen. Natuurlijk kunnen er legitieme belangen bestaan om de natuur te beschermen tegenover het belang van u en ik om een woonplaats te vinden. Maar om belangenconflicten op te lossen is het verstandig om de tijd voor een weloverwogen arbitrage te nemen zodat de koppen niet witheet tegenover elkaar gaan staan.
Halvering van de mensstapel?
Met excuses voor het bewuste misverstand: het gaat natuurlijk om de halvering van de veestapel. Dit zou in Nederland ruimte moeten vrijmaken voor toekomstige woningbouw op voormalige agrarische grond. Wie echter denkt, dat subsidie terecht komt in plattelandsgemeenten heeft het mis. Het subsidiecircuit werkt geheel anders. Wie het rapport van Adviesbureau Rebel leest, kan erin vinden dat 63% van de financiering door de zgn. “Woningbouwimpuls” (WBI) naar de provincie Zuid-Holland ging, 12% naar Noord-Holland, en Utrecht als derde met 8%. De Randstad is goed voor 83% van de “toegekende Euros“! Het lijkt erop, dat hoe dichter je bij de beleidsmakers in Den Haag zit, hoe meer er te halen valt. Limburg bij voorbeeld kreeg nul. Tja, dat ligt ook veel dichter bij Brussel dan bij Den Haag. Betalen Limburgers daardoor minder belasting? Neen. De belastingtarieven zijn onverminderd uitbuitend hoog. Geen wonder – tussen haakjes natuurlijk – dat er Limburgers zijn die aansluiting bij Vlaanderen willen.
PFAS en halvering van de veestapel, twee voorbeelden waar het grondig misgaat bij de overheid als politiek activistisch “manager”. Deze manier van onbesuisd regeren zonder de consequenties te overzien verscherpt de problemen alleen maar. Is een zulke overheid in het belang van een vreedzame samenleving? En als er dan een overheid is, welke rol zou die moeten spelen?
Libertaire standpunten over wonen.
Dit artikel wil naast de bekende standpunten van de LP een lans breken voor het laten uitlopen van alle “stimulerende” subsidies op woningbouw, en uiteindelijk voor het stoppen van woningbouw in opdracht van gemeentes, provincies en de nationale overheid. De overheid is niet de geschikte partij om eigenaar van woningen te zijn noch om bouwheer te spelen. Wat de LP betreft moeten bewoners van “sociale” woningbouw hun “sociale huurwoning” van de gemeente af kunnen kopen tegen kostprijs, eventueel via huurkoop. De opbrengst daarvan gaat in de gemeentelijke schuldsanering, zodat het de toekomstige inwoners ten goede komt. Ook de invloed van de overheid op ruimtelijke ordening moet anders. Hoe grootschaliger de plannen, hoe minder “gecementeerd” ze mogen zijn. De LP streeft naar een vreedzame samenleving waarin consensus bestaat tussen alle betrokken partijen en grote aantallen “enkelingen” nooit tegenover ongrijpbare en onaanspreekbare machten staan. Buren en lokale (kleinere) gemeenschappen moeten beduidend meer invloed krijgen op “hun” lokale bestemmingsplannen. Bij voorbeeld door het recht op inspraak van buren te verbeteren en bestemmingsplannen te onderwerpen aan de goedkeuring van de omwonende bevolking, bijvoorbeeld via lokale volksstemmingen. Overheden kunnen zich het best tot een faciliterende en arbitrerende rol beperken en initiatieven aan de vrije wisselwerking van vraag en aanbod overlaten.
Voorschriften.
Er is een historische ontwikkeling in “voorschriften” voor woningen. Waren de eerste voorschriften op (brand)veiligheid gericht, later richtten minimumvoorschriften zich op hygiene. Nog later kwamen er maximumvoorschriften, vooral bedoeld om misbruik van subsidies tegen te gaan. En daarna kwamen er “sturende” voorschriften om (clièntèle-)politieke doelstellingen te bevorderen. Er was consensus dat “de overheid” wel wat te zeggen mocht hebben over woningen die zij meefinancierde. De doorzonwoning voor het modelgezin met twee kinderen ontstond en later de Vinexwijken. De regels die voor gesubsidieerde woningen golden, werden doorgetrokken naar de ongesubsidieerde woningbouw en niet zelden wordt er financieel zwaar gediscrimineerd, bijvoorbeeld in de prijzen van bouwgrond. De overheid trekt aan het langste eind, want die verleent de “bouwvergunning”. In het huidige, obsolete, bestuursrecht krijgt de overheid in de praktijk altijd gelijk dus als een gemeente geen bouwvergunning afgeeft ben je het haasje.
Intussen zijn we zo ver met de regelgeving, dat tevreden bewoners kunnen worden weggejaagd uit vakantiewoningen en caravans, omdat die geen “permanente woonbestemming” hebben. Niet zelden zijn dat de laatste (gezonde) opties voor bepaalde categoriën bewoners. Categoriën, die vroeger nog wel eens een politieke spreekbuis aan de linkerkant van de politiek vonden. Sinds deze spreekbuis echter de overheidsmacht naar zich toegetrokken heeft is die toch wel erg stil geworden. Zodra de overheid echter geen subsidie meer verstrekken kàn, zal er veel minder rechtvaardiging zijn voor allerlei “sturende” minimale en maximale regels waaraan woningen zouden moeten voldoen. Voorschriften waarover gemakkelijk consensus bestaat beperken zich tot onderwerpen van openbare veiligheid, het voorkomen van onderlinge hinder en een ruimtelijke ordening waarin iedereen een geschikte plaats vindt. Een ruimtelijke ordening die, nogmaals, voornamelijk door samenspraak van de directe betrokken partijen tot stand komt. Dit kan leiden tot een “menselijke maat” in heel wat bestaande “overlegorganen“.
Voor etatisten (ondersteuners van “de sterke staat”) is woningnood een kans om alweer “publieke middelen” via belastingen en schulden te genereren. Staat er eenmaal een pot, dan zien we dat die onmiddellijk wordt afgeroomd, doordat eerst het bijbehorende subsidieverstrekkend apparaat met haar controleurs wordt gefinancierd en vervolgens veel energie (en geld) verloren gaat in de strijd om bij de ruif te komen. De samenleving wordt ook nog eens zoveel mogelijk aan de leiband gelegd. Zo frustreer je originele, initiatiefrijke mensen en kom je ook nooit van woningnood af.
Voor Libertairen biedt woningnood een prachtige kans om innovatief aanbod te produceren dat aansluit bij de vraag. We zetten in op het recht van vrije vereniging van partijen, zonder een politiek bestuurde, bedisselende, overheid. Een gemeenschappelijke dienst, welke faciliterend en arbitrerend optreedt is, wat ons betreft, bespreekbaar.